Media

De Geur van Stilstand

In 'De God van Nederland'

DE GEUR VAN STILSTAND

Vergeleken met het naar rotting en bederf stinkende haventje van Oudenbosch waar we in 1961 naar toe waren verhuisd, leek de haven van Rotterdam een wereldwonder. Het stonk er grootstedelijk en het was 'bigger than life'. Ik keek mijn ogen uit als jongetje van acht, op zo'n Spido rondvaartboot door de haven van ...mijn geboortestad. Het was de tijd waarin alles mogelijk en maakbaar leek. Een kapot gebombardeerde stad die binnen twintig jaar de grootste haven ter wereld uit de grond wist te stampen. Dat hadden ze eerder gedaan.

Dankzij de tachtigjarige oorlog werd het uit de kluiten gewassen vissersdorpje aan de Rotte een plaats van betekenis. De Spanjaarden hadden het dorp in de fik gestoken waarna Rotterdam de kant van de Prins koos. De Geuzen sloten prompt de waterweg naar Antwerpen af en Rotterdam kon haar stad opbouwen en laten bloeien. Totdat ruim 200 jaar later de Engelsen de haven bijna wisten droog te leggen.

Na Waterloo en de terugkeer van de Oranjes zorgde de handel voor de uitbouw van de havens en een explosieve bevolkingsgroei. Hele volksstammen verhuisden naar Rotterdam, vanuit Brabant en het buitenland. De nieuwe bewoners en het contact met de buitenwereld zorgden ervoor dat Rotterdam een dynamische stad werd met ruimte voor innovatie en cultuur. De havenbaronnen die stinkend rijk werden met het vervoer, de opslag en de handel brachten ons musea als het Kröller-Müller en het Boijmans Van Beuningen. En zonder Willem Ruys geen handel met het verre Indië�.

Op een mooie middag in mei om 3 minuten voor 2 doorkruisen Duitse bommenwerpers de helblauwe lucht van Rotterdam. Huilende sirenes, het fluiten van vallende bommen. Vuur en rook. Neerstortende gebouwen. Doden en kermende gewonden verspreid op de grond. In een kwartier werd het hart van Rotterdam - en daarmee van Nederland - vernietigd. Als het vuur is uitgebrand, blijkt er van die trotse stad niets anders over te zijn dan een troosteloze vlakte. Een podium voor een film zou je zeggen. Vijf donkere jaren volgen.

Twintig jaar later vaar ik als achtjarige door de gerenoveerde haven. En nu? Nog weer een halve eeuw later breidt die wereldhaven zich aan de westkant, op zo'n 40 kilometer vanaf de Coolsingel, opnieuw verder uit. Met terugwerkende kracht voel ik me trots dat negen generaties Maltha in Rotterdam zijn geboren. Oorlog en Rotterdam lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar Rotterdam is zeker ook onlosmakelijk verbonden met de kracht om jezelf aan je haren op te trekken, met de kracht om als een feniks uit de as te herrijzen. Samen met al die nieuwe Rotterdammers die de stad keer op keer aan zich wist te verbinden. Want het laatste wat je wilt als grote havenstad is te verzanden tot een naar rotting en bederf stinkend haventje. Dat is namelijk de geur en het resultaat van stilstand.

19-10-2012